-
1 doorslaan
1 [voortgaan met slaan] keep hitting ⇒ continue hitting/to hit3 [overhellen naar het grootste gewicht] tip, dip5 [bekennen] talk♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [door slaan mengen, doorroeren] beat (up)♦voorbeelden:2 eieren/deeg doorslaan • beat eggs, knead dough -
2 patinage
patinage [paatienaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:patinage artistique • (het) kunstrijden op de schaats, (het) kunstschaatsen -
3 déraillement
déraillement [deeraajmã]〈m.〉 -
4 doorslag
♦voorbeelden: -
5 durchschlagen
durchschlagen1♦voorbeelden:2 das Temperament des Vaters schlägt bei ihm durch • het temperament van de vader vind je bij hem terugdie hohen Löhne schlagen auf die Preise durch • de hoge lonen werken door in de prijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doorslaan, er doorheen slaan————————durchschlagen2 -
6 blow
n. klap, slag; windvlaag--------v. blazen; opblazen; waaien; fluiten; laten knallen; ontspruitenblow1[ bloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wind(vlaag) ⇒ rukwind; storm, stijve/stevige bries2 slag ⇒ klap, mep3 (tegen)slag ⇒ ramp, schok♦voorbeelden:he struck a blow against/for democracy • hij gaf de democratie een fe knauw/hielp de democratie een stap vooruitat/with a (single)/one blow • in één klap/pogingblow by blow account • gedetailleerd verslagwithout (striking) a blow • zonder slag of stoot, zonder geweld————————blow21 (uit)blazen ⇒ fluiten, weerken; (uit)waaien, dwarrelen, wapperen2 hijgen ⇒ blazen, puffen♦voorbeelden:the bugle blows • de hoorn (weer)ktthe whistle blows • het fluitje gaatblow down • neergeblazen worden, omwaaienthe scandal will blow over • het schandaal zal wel overwaaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 blazen (op, door) ⇒ aan/af/op/rond/uit/wegblazen; snuiten 〈 neus〉; doen wapperen, doen dwarrelen3 bespelen ⇒ blazen op, spelen op♦voorbeelden:the door was blown open • de deur waaide openit's blowing (up) a gale/storm • het stormt, het gaat stormenblow glass • glasblazenthe wind blew her hair • de wind woei door haar haarthe wind blew the trees down • de wind blies de bomen om(ver)blow off • wegblazen, doen wegwaaien; afblazen, laten ontsnappen 〈 stoom〉blow over • om(ver)blazen, doen omwaaienthe tank was blown to pieces/glory • de tank werd aan stukken gereten3 blow the whistle • op het fluitje blazen, fluiten4 you blew it • je hebt het verknald/verpest6 blow the cost! • wat kunnen mij de kosten schelen!I'll be blowed if I'll do it • ik verdom het, ze kunnen me de pot opblow it • verdoriewell, I'm blowed • wel heb je me nou!, wat zeg je me daar van!¶ blow abroad • ruchtbaar maken, als gerucht verspreiden -
7 race
n. race; wedstrijd; ras, soort, afkomst--------v. rennen; deelnemen aan een wedlooprace1[ rees] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wedren/loop ⇒ race2 sterke stroom/stroming4 ras5 volk ⇒ natie, stam; slag, klasse♦voorbeelden:out of/in the race • kansloos/met een goede kans (om te winnen)the races • de (honden/paarden)rennen————————race21 wedlopen ⇒ aan een wedloop deelnemen, een wedstrijd houden2 rennen ⇒ hollen, snellen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 balance
n. balans; evenwicht; standvastigheid; weegschaal; saldo--------v. in evenwicht brengen, opwegen tegen; sluitend maken; sluitend zijnbalance1[ bæləns]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 his fate is/hangs in the balance • zijn lot is onbeslist/onzekerbalance of trade • handelsbalansadverse balance • passieve balansstrike a balance • 〈 figuurlijk〉een compromis/het juiste evenwicht vindenbalance of profit • overwinstbalance of an account • saldo van een rekeningavailable balance • beschikbaar saldobudgetary balance • begrotingssaldobalance due • debetsaldoexternal balance • uitvoersaldopay the balance • het saldo vereffenen¶ on balance • rekening houdend met alle gegevens, alles in aanmerking genomen♦voorbeelden:balance of power • machtsevenwichtupset the balance • het evenwicht verbrekenredress the balance • het evenwicht herstellenhe put me off balance • hij bracht me uit mijn evenwicht; 〈 figuurlijk〉 hij bracht mij van mijn stuk————————balance21 schommelen ⇒ balanceren, slingeren3 in evenwicht staan/blijven ⇒ balanceren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 in evenwicht brengen/houden ⇒ balanceren♦voorbeelden:3 balance the books • de boeken/het boekjaar afsluiten -
9 singen
singen♦voorbeelden:dieses Lied singt sich leicht • dit lied zingt gemakkelijkmir singt das Blut in den Ohren • mijn oren suizennach Noten singen • op noten zingendas Gedicht singt von der Liebe • het gedicht bezingt de liefdezur Gitarre singen • bij de gitaar zingen〈 spreekwoord〉 jeder Vogel singt, wie ihm der Schnabel gewachsen ist • elk vogeltje zingt zoals het gebekt is -
10 scale
n. toonladder; schaal; maat; weegschaal; kalkaanzet; methode--------v. klimmen, naar boven gaan; stijgen; afwegen, overwegen; op schaal maken, ontschubben; ontstenen; (in computers) de afmeting wijzigen, van schaal veranderenscale1[ skeel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schub ⇒ schaal, (huid)schilfer4 schaal(verdeling) ⇒ schaalaanduiding; maatstok, meetlat♦voorbeelden:tip/turn the scale (s) • de balans doen doorslaan, de doorslag gevenscale of wages • loonschaal〈 figuurlijk〉 on a large/grand/small scale • op grote/kleine schaala map on a scale of a centimetre to the kilometre • een kaart met een schaal van 1 op 100.000draw to scale • op schaal tekenen————————scale2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ scale back/down • verlagen, verkleinen, terugschroevenscale up • verhogen, vergroten, opschroeven -
11 squeak
n. (ge)piep, geknars--------v. piepen, knarsensqueak1[ skwie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————squeak21 piepen ⇒ knarsen, gilletjes slaken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (laten/doen) piepen ⇒ schril uitroepen -
12 paquet
paquet [paake]〈m.〉1 pak(je) ⇒ pakket, bundel2 massa ⇒ hoop, bom♦voorbeelden:toucher un joli paquet • een aardig sommetje incasserendonner, lâcher son paquet à qn. • tegenover iemand uitpakken, iemand op zijn nummer zettenlâcher le paquet • doorslaan, bekennenmettre le paquet • alles op alles zettenrisquer le paquet • het erop wagenm1) pakje, pakket2) hoop -
13 morceau
morceau [morsoo]〈m.〉1 stuk ⇒ hap, brok, fragment, klontje♦voorbeelden:acheter qc. pour un morceau de pain • iets voor een appel en een ei kopenmorceau de roi • mooi stuk vleessucre en morceaux • suikerklontjesbas morceaux • tweede kwaliteit vleesaimer les bons morceaux • van lekker eten houdenavaler le morceau • door de zure appel heen bijten〈 informeel〉 casser, lâcher, manger le morceau • doorslaan, bekennencompter les morceaux à qn. • iemand mondjesmaat te eten gevenemporter le morceau • winnentomber en morceaux • stukvallen→ pièce(recueil de) morceaux choisis • bloemlezingm1) stuk, brok2) klontje3) gedeelte, onderdeel4) kunstwerk -
14 table
table [taabl]〈v.〉1 tafel3 tafel ⇒ eten, voedsel5 tafel ⇒ tabel, register, overzicht♦voorbeelden:table d'école • schoolbanktable de jeu • speeltafeltable d'orientation • panoramawijzertable à ouvrage • naaitafeltjetable à rallonges • uitschuiftafeltable escamotable, pliante • klaptafeltables gigognes • mimitafeltjestable ronde • rondetafelconferentietable roulante • serveerboyla sainte table • de communiebank, het altaartable volante • bijzettafeltjedresser, mettre la table • de tafel dekkenquitter la table • van tafel opstaanse tenir bien à table • goede tafelmanieren hebbentenir table ouverte • open tafel houdenà table! • aan tafel!table de multiplication • tafel van vermenigvuldigingtable analytique • systematische inhoudsopgavetable (d'harmonie) • klankbodem, -kasttable de lancement • lanceerplatformtable de lecture • draaitafelles Tables de la Loi • de tafelen der wettable de nuit, de chevet • nachtkastjefaire table rase de • definitief aan de kant zetten, afrekenen met〈 informeel〉 se mettre à table • alles opbiechten, doorslaantable à repasser • strijkplank————————table (d'harmonie)klankbodem, -kastf1) tafel2) tabel, overzicht3) plateau -
15 schaal
1 [verhoudingsmaatstaf; wiskunde] scale2 [reeks van getallen] scale5 [dop] shell♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 op brede/ruime/bescheiden schaal • on a broad/ generous/modest scaleproductie op grote schaal • large-scale productioniets op verkleinde schaal tekenen • draw something to scaleop schaal tekenen • draw to scaleeen tekening op schaal • a scale drawingschaal 4:1 • scale 4:14 〈 figuurlijk〉 de schaal doen doorslaan in iemands voordeel • tip the scale(s)/balance in someone's favour
См. также в других словарях:
Gewissen — 1. Ae gut Gewissen schläft ruhig ufen Kissen. (Waldeck.) – Curtze, 363, 585. 2. An Gewêten üs an Schlaghterhünj. (Nordfries.) – Firmenich, III, 6, 91. 3. Bei gutem Gewissen und trocknem Brot leidet man nicht Noth. 4. Besser in einem unverletzten… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon